Vrouw in ambt

Een heet hangijzer in een opbouwend rapport

Published on maandag 14 juni 2021

Vorige week kwam de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) weer virtueel bij één. Vanwege de coronapandemie is het fysiek vergaderen met 52 afgevaardigden niet mogelijk. Reden voor de synode om dit jaar verder niet meer te vergaderen en besluitvorming over het onderwerp vrouw in ambt op te schorten.

Op deze synode worden alle rapporten openbaar gemaakt door het synodebestuur, nog voor dat ze besproken zijn op de synode. Dit geeft mij als gemeentelid niet alleen de mogelijkheid om mee te bidden, maar ook om mee te lezen. Vandaar dat ik onlangs de stoute schoenen aantrok en het rapport over vrouw en ambt heb doorgeworsteld. Dat is te zeggen, ik dacht aanvankelijk dat het een behoorlijk theologisch en ontoegankelijk stuk zou zijn, maar dat viel me alles mee. Als je je net als ik verbonden voelt met de CGK en/of nog zoekende bent naar je positie als het gaat om dit onderwerp, roep ik je van harte op om het rapport eens door te lezen. Mocht je daar de tijd of de moed niet voor hebben, volgt hier een korte samenvatting.

Indeling

Het rapport is opgesteld door een zevenkoppige commissie waarvan de meningen helaas wat uit elkaar lopen. Dit zorgt voor een resultaat dat is opgesplitst in een meerderheidsdeel (gedragen door vijf personen) en een minderheidsdeel (twee personen). Deze delen worden voorafgegaan door de inleiding, de aanleiding en een inhoudelijk exegetisch deel.

Inleiding en aanleiding

In 1998 en 2001 is er door de CGK-synodes onderzoek gedaan naar de functie van de vrouw in de gemeente. De conclusie was destijds dat dienen in het ambt alleen aan de man en dus niet aan de vrouw toekomt. Deze vraag ligt nu opnieuw op tafel, omdat er sinds 2001 behoorlijk wat is gewijzigd. In dit verband is het belangrijk om te noemen dat er binnen de CGK diverse samenwerkingsgemeenten zijn met de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). In deze kerkverbanden zijn vrouwen in de ambten inmiddels toegestaan. Ook heeft dr. Bert Loonstra in zijn boek "Meedenken met Paulus" voor stof gezorgd die een nieuwe doordenking van dit onderwerp nodig maakt. Kort gezegd, de vraag die op tafel ligt is of de besluiten van 1998 en 2001 gehandhaafd moeten blijven of herzien moeten worden.

Exegese

In het exegetisch deel van het rapport wordt om te beginnen ingegaan op de scheppingsorde Genesis 1--3) en de positie van de vrouw in het Oude en Nieuwe Testament. God heeft de man en de vrouw als gelijkwaardig geschapen. Wel neemt de man vanaf het begin een leidende rol in. De verhouding tussen man en vrouw wordt ernstig verstoord door de zondeval. In het Oude Testament heeft de vrouw vaak een ondergeschikte positie, maar er is ook positieve waardering en bescherming voor de vrouw. In het Nieuwe Testament krijgen vrouwen belangrijke plaatsen in de christelijke gemeenten.

Vervolgens komen vooral uitspraken van Paulus aan bod, in het bijzonder de zogenaamde zwijgteksten ((1 Kor. 14:34-35 en 1 Tim. 2:11-14). Paulus beroept zich hierbij op de wet, de schepping en de zondeval. Dit suggereert dat het hier gaat om uitspraken die wel degelijk ook in deze tijd zeggingskracht hebben. Wel wordt van de teksten uit 1 Kor. 14 gezegd dat het profeteren én het beoordelen van de profetie niet zomaar is over te plaatsen naar de eredienst nu.

Meerderheidsrapport

Het meerderheidsrapport is aanzienlijk uitgebreider dan het minderheidsdeel. In de eerste plaats wordt er ingegaan op het onderscheid dat dr. Loonstra in zijn boek maakt tussen letter en Geest, gebaseerd op 2 Korinthe 3. Ook wordt er ingegaan op wat Loonstra zegt over de rol van de cultuur in de manier waarop wij de Bijbel lezen. Er wordt vooral stelling genomen tegen de opvatting dat Nieuwtestamentische voorschriften niet meer hoeven te gelden als ze ervaren worden als onbegrijpelijk of onderdrukkend. Dr. Loonstra hecht volgens de commissie te veel waarde aan de cultuur als norm. Wat betreft de scheppingsorde stelt het rapport dat de eigen positie van man en vrouw teruggaat op Gods bedoeling bij de schepping. Het gaat hier om een doorgaande lijn in de Schriften vanaf de schepping tot in het Nieuwe Testament. Rondom de ambten wordt de overweging genoemd om een ambt te introduceren dat specifiek bedoeld is voor vrouwen en waarbij geestelijk leidinggeven geen rol speelt.

De meerderheid van de commissie ziet geen ruimte voor vrouwelijke ambtsdragers, omdat dit zorgt voor het verdwijnen van de eigen positie van man en vrouw in de gemeente. De doorgaande lijn in de Schrift over de positie van man en vrouw is daarbij het belangrijkste argument. Daarnaast worden de expliciete teksten over de positie van de vrouw genoemd. Ook de katholieke traditie wordt meegewogen, omdat deze ervoor kan behoeden om te snel mee te bewegen met de cultuur.

De meerderheid ziet het niet toestaan van vrouwelijke ambtsdragers als een principieel punt. Het raakt namelijk de omgang met de Schrift op zo'n ingrijpende manier dat er een gezamenlijk besluit moet worden genomen. Tegelijkertijd wil ze niet zomaar stellen dat bij de vragen rond 'vrouw en ambt' het Schriftgezag in het geding is. Er is ruimte voor verschil in Schriftverstaan en voor ieders persoonlijke overtuiging, maar in de kerkelijke praktijk is er in de CGK geen plaats voor vrouwelijke ambtsdragers. Op punten van dergelijk gewicht mag een plaatselijke gemeente geen eigen weg gaan en kerkelijke uitspraken negeren. Wanneer dit wel gebeurt, zal er liefdevol vermaand, maar uiteindelijk ook tucht uitgeoefend moeten worden.

De minderheid

De minderheid van de commissie erkent dat de doorgaande lijn in de Bijbel spreekt over gelijkwaardigheid en verschil tussen man en vrouw. Deze verhoudingen zijn door de zonde verstoord, maar worden hersteld door Christus en de Heilige Geest. Wanneer het ambt opengesteld wordt voor vrouwen, kan er nog steeds op een geestelijke manier recht gedaan worden aan verschillen tussen man en vrouw. Bovendien wordt er in de samenleving alle ruimte geboden aan het invullen van leidinggevende posities door vrouwen, wat in de kerk over het algemeen niet als een probleem gezien wordt. Mensen die vinden dat het ambt niet voor vrouwen is, zouden consequent moeten zijn en deze opvatting ook door moeten vertalen naar het dagelijks leven. Dat de gave van de profetie aan zowel mannen als vrouwen gegeven is, pleit wat de minderheid betreft eerder vóór dan tegen openstelling van de ambten.

Wat het onderwerp letter en geest betreft, sluit de minderheid aan bij dr. Loonstra. In het geval van alle kerkelijke voorschriften, ook die over zusters van de gemeente, hoeven ze niet bij voorbaat letterlijk te worden gevolgd maar is de kerk geroepen om de wil van God te onderscheiden. In de bespreking van de zwijgteksten wijst het rapport er bij 1 Tim. 2:12 op dat deze tekst uitsluitend bedoeld is voor de context van de geadresseerden. De zwijgteksten vormen daarom geen blijvend verbod voor leidinggeven en onderwijzen door vrouwen. Dat later in het Nieuwe Testament vooral mannen leidinggevende rollen krijgen, kan verklaard worden uit de toen heersende rolpatronen. De minderheid stelt verder dat het vrouw-zijn in de Schriften niet betekent dat men niet kan dienen in de Woordbediening.

De minderheid stelt ook dat het kerkrecht ervan uitgaat dat we zo min mogelijk gebonden worden in zaken die niet wezenlijk zijn. In 1998 is er door de synode erkend dat de zaligheid niet op het spel staat als je een voorstander bent van vrouwen in het ambt. Deze erkenning zou de ruimte moeten bieden om elkaar op dit onderwerp vrij te laten. Tegelijkertijd is er sprake van een vertrouwensbreuk in de kerken, omdat een aantal gemeenten al is overgegaan tot bevestiging van vrouwelijke ambtsdragers. Dit vertrouwen kan hersteld worden wanneer de synode uitspreekt dat de minderheid vrijgelaten zal worden, terwijl de genoemde gemeenten zullen moeten erkennen dat ze een verkeerde weg zijn gegaan. Wanneer er tucht uitgeoefend wordt, zoals de meerderheid voorstelt, moeten voorstellen hiertoe wel goed gefundeerd zijn. Daarbij is heldere weerlegging van de afgewezen visie noodzakelijk, maar wat de minderheid betreft is dit bij het meerderheidsrapport onvoldoende het geval.


Ik schreef bovenstaande analyse op verzoek van CIP.nl. Het volledige rapport is hier te vinden.